SV | En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer [hunner] erfenis, en deed de stammen Israels in hun tenten wonen. |
WLC | וַיְגָ֤רֶשׁ מִפְּנֵיהֶ֨ם ׀ גֹּויִ֗ם וַֽ֭יַּפִּילֵם בְּחֶ֣בֶל נַחֲלָ֑ה וַיַּשְׁכֵּ֥ן בְּ֝אָהֳלֵיהֶ֗ם שִׁבְטֵ֥י יִשְׂרָאֵֽל׃ |
Trans. | wayəḡāreš mipənêhem gwōyim wayyapîlēm bəḥeḇel naḥălâ wayyašəkēn bə’âŏlêhem šiḇəṭê yiśərā’ēl: |
En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer [hunner] erfenis, en deed de stammen Israels in hun tenten wonen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer [hunner] erfenis, en deed de stammen Israëls in hun tenten wonen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!